
De belangrijkste richtlijnen voor publiceren die gelden bij het schrijven en aanbieden van een medisch-wetenschappelijk artikel vindt u in de aanbevelingen (tot 2013 ‘uniforme voorschriften’) van het International Committee of Medical Journal Editors, het ICMJE.
Ze bevatten regels voor onder andere auteurschap, redacteuren en peer review. Verder geven ze praktische aanwijzingen voor de aanbieding van het manuscript, de indeling en de lay-out van artikelen. In Nederland worden ze officieel onderschreven door het NTvG en ook het Tijdschrift voor Psychiatrie en Pharmaceutisch Weekblad volgen deze aanbevelingen. Wij geven een overzicht van de belangrijkste wijzigingen in de loop van de tijd
Aanpassingen mei 2023: ICMJE over AI: ‘gezaghebbend klinkende uitvoer die onjuist, onvolledig of bevooroordeeld kan zijn’
In deze aanpassingsronde heeft het ICMJE een aantal aanpassingen doorgevoerd (geannoteerde versie):
- een kleine wijziging in de 4 criteria voor auteurschap;
- een uitgebreidere aanpassing over hoe redactie en auteurs moeten omgaan met AI;
- een aanvulling op het gebied van richtlijnen.
Voor het auteurschap gelden de bekende 4 eisen (altijd goed om deze nog even te herhalen):
- een aanzienlijke bijdrage hebben geleverd aan het ontwerp of de opzet van het werk, of het verkrijgen, analyseren of interpreteren van gegevens voor het werk EN
- het concept van het artikel hebben bedacht of de wetenschappelijke inhoud ervan kritisch hebben gereviseerd EN
- de uiteindelijke, te publiceren versie hebben gelezen en goedgekeurd EN
- verklaren verantwoordelijk te zijn voor alle aspecten van het werk door te verzekeren dat vragen die te maken hebben met de juistheid en de betrouwbaarheid van alle delen van het werk afdoende zijn onderzocht en opgelost.
Bij het tweede punt geldt niet langer dat de auteur het werk ‘kritisch gereviseerd’ moet hebben, maar moet deze het ‘kritisch geëvalueerd’ hebben. Het gaat erom dat een auteur het werk kritisch beoordeeld moet hebben; daarbij hoeft er niet per se iets veranderd te worden.
Veel uitgebreider is de aanpassing over het gebruik van artificial intelligence in wetenschappelijke artikelen.
Dat is zeker welkom. Ook in Nederlandstalige publicaties testen auteurs of ChatGPT nuttige inhoud kan genereren op hun vakgebied: in het Tijdschrift voor Psychiatrie schreef Edwin van Dellen Kunstmatige intelligentie in de psychiatrie: cocreatie van mens en ChatGPT, in HEELdeHUID schreef dermatoloog Kees-Peter de Roos met ChatGPT een stuk waarvan ons vooral de – door de hoofdredacteur bedachte – titel bijbleef: De schurft aan schrijven (pag. 29) en in het NTvG schreven drie artsen in samenwerking met een AI-engineer Kan AI een NTvG-artikel schrijven? (achter betaalmuur). Hoofdredacteur Marcel Olde Rikkert wil snel weg uit de AI-hype en concludeert in zijn redactioneel Matige intelligentie ‘Dus, om auteursverwachtingen te managen: het NTvG zal conform internationale afspraken geen chatbot als auteur toestaan.’
Het ICMJE schrijft in het gedeelte over auteurschap:
- Door kunstmatige intelligentie (AI) ondersteunde technologie
‘Bij indiening moet het tijdschrift van auteurs verlangen dat ze bekendmaken of ze door kunstmatige intelligentie (AI) ondersteunde technologieën (zoals Large Language Models [LLM’s], chatbots of makers van afbeeldingen) hebben gebruikt bij de productie van ingezonden werk. Auteurs die dergelijke technologie gebruiken, moeten zowel in de begeleidende brief als in het ingediende werk beschrijven hoe ze deze hebben gebruikt. Chatbots (zoals ChatGPT) mogen niet als auteurs worden vermeld omdat ze niet verantwoordelijk kunnen zijn voor de nauwkeurigheid, integriteit en originaliteit van het werk, en deze verantwoordelijkheden zijn vereist voor auteurschap (zie Sectie II.A.1). Daarom zijn mensen verantwoordelijk voor al het ingediende materiaal dat het gebruik van AI-ondersteunde technologieën bevat. Auteurs moeten het resultaat zorgvuldig bekijken en bewerken, omdat AI gezaghebbend klinkende uitvoer kan genereren die onjuist, onvolledig of bevooroordeeld kan zijn. Auteurs mogen AI en AI-ondersteunde technologieën niet als auteur of co-auteur vermelden, noch AI als auteur noemen. Auteurs moeten kunnen beweren dat er geen plagiaat in hun artikel zit, ook niet in tekst en afbeeldingen die door de AI zijn geproduceerd. Mensen moeten ervoor zorgen dat al het geciteerde materiaal op de juiste manier wordt vermeld, inclusief volledige citaten.’
Verderop in de sectie over peerreview waarschuwt het ICMJE dat referenten manuscripten vertrouwelijk moeten beoordelen, en dat ze deze daarom ‘niet naar software of andere AI-technologieën moeten uploaden wanneer de vertrouwelijkheid niet kan worden gegarandeerd. Referenten moeten aan tijdschriften bekendmaken of en hoe zij AI-technologie gebruiken om hun beoordeling te vergemakkelijken.’ Het ICMJE waarschuwt niet alleen auteurs, maar ook referenten: ook zij ‘moeten zich ervan bewust zijn dat AI gezaghebbend klinkende output kan genereren die onjuist, onvolledig of bevooroordeeld kan zijn.’
Bij de bespreking van referenties waarschuwt het ICMJE dat het niet toegestaan is om te verwijzen naar AI-gegenereerde materialen als primaire bron.
Ten slotte vinden we bij de bespreking van richtlijnen nog de volgende aanvulling:
Auteurs worden aangemoedigd om te verwijzen naar de SAGER-richtlijnen voor het rapporteren van geslachts- en genderinformatie in onderzoeksontwerp, gegevensanalyses, resultaten en interpretatie van bevindingen: www.equator-network.org/reporting-guidelines/sager-guidelines/.
Aanpassingen mei 2022
Slechts 3 aanvullingen in deze ronde (geannoteerde versie):
- Het ICMJE beschouwt publicatie van gegevens in rapporten of beoordelingen door toezichthoudende instanties (bijv. technologische beoordelingen of toezicht op het gebied van medische zaken of medische hulpmiddelen) niet als dubbelpublicatie.
- Bij de beschrijving van de selectie en van de deelnemers aan een onderzoek moeten auteurs aangeven hoe representatief hun steekproef is voor de algemene doelgroep die zij met hun onderzoek op het oog hebben.
- In het verlengde daarvan: wanneer onderzoekers geen gegevens over ras of etniciteit hebben verzameld, moeten ze aangeven waarom ze dat niet gedaan hebben. Ras en etniciteit zijn sociale en geen biologische constructen; auteurs moeten resultaten die samenhangen met ras en etniciteit in die context interpreteren.
Aanpassingen december 2021
Ook in 2021 geen ingrijpende wijzigingen in de ICMJE-richtlijnen. Zie de geannoteerde versie (december 2021) voor een snel overzicht. Het enige opvallende punt is dat de tekst voor preprintarchieven flink is uitgebreid. Niet zo vreemd, aangezien deze steeds vaker gebruikt worden, ook om snel corona-onderzoek te publiceren (en weer terug te trekken, denkt de cynicus). Wanneer u als auteur gebruik wilt maken van een preprintarchief, moet dit voldoen aan de volgende voorwaarden:
- Men moet duidelijk aangeven dat preprints geen peerreview ondergaan hebben.
- Auteurs moeten strijdige belangen vermelden.
- Auteurs dienen financiering te vermelden.
- Er moet een helder proces zijn zodat gebruikers kunnen waarschuwen wanneer er zorgen zijn over een preprint – een open commentaarsectie hiervoor is gewenst.
- Ook moet het archief gegevens bijhouden over preprints die teruggetrokken zijn, met tijdstip en reden voor terugtrekking.
- Het omgekeerde moet ook aangegeven kunnen worden: wanneer een preprint gepubliceerd is in een tijdschrift met peerreview.
Verder geldt dat auteurs duidelijk moeten aangeven dat ze een artikel eerder in een preprintarchief hebben opgenomen als zij het aan een tijdschrift ter beoordeling inzenden. Ook moeten auteurs in literatuurlijsten aangeven wanneer zijn verwijzen naar een publicatie die in een preprintarchief is opgenomen. Dit kan men ook in de tekst vermelden bij het bespreken van de referentie. Auteurs moeten voorzichtig zijn wanneer een artikel langere tijd in een preprintarchief is opgenomen zonder dat een reguliere publicatie in een tijdschrift met peerreview volgt.
Aanpassingen 2019
De aanpassingen van december 2019 zijn licht. Er springen enkele punten uit. Zie de geannoteerde pdf (2019) voor een snel overzicht.
– Auteursvolgorde. Voor alle duidelijkheid is nu expliciet toegevoegd dat auteurs onderling moeten beslissen als er meningsverschillen zijn over de volgorde van auteurs; dus niet de tijdschriftredactie.
– Strijdige belangen. De mededeling van strijdige belangen of zaken die daarbij mogelijk meespelen, moet transparant zijn. De lezer moet zelf kunnen beoordelen of een mogelijk belang van invloed zou kunnen zijn op wat de auteur meldt. Ook al wijst een mogelijke relatie of activiteit niet direct op problemen voor de inhoud van een artikel, de perceptie van een belangenconflict kan net zozeer het vertrouwen in de wetenschap ondermijnen als een werkelijk belangenconflict. De naam van deze sectie wordt dan ook uitgebreid: ‘Vermelding van financiële en niet-financiële relaties en activiteiten en strijdige belangen’.
– Diversiteit en inclusie. Om de academische cultuur te verbeteren, moeten redacteuren ernaar streven een breed en divers scala aan te trekken van auteurs, reviewers, redactiemedewerkers en leden van de redactieraad, én lezers.
– Assistentie peerreview. Als reviewers zich laten bijstaan door assistenten of adviseurs, dienen zij dit te melden bij de redactie. Uiteraard vallen deze assistenten ook onder de geheimhoudingsplicht.
– Trialregistratie. Toestemming voor een onderzoek, gegeven door een onafhankelijke plaatselijke of zelfs landelijke medisch-ethische commissie of instantie, kan niet dienen als vervanging van de verplichte trialregistratie.
– ‘Roofreferenties’. Auteurs moeten geen referenties opnemen naar roof- of pseudotijdschriften.
Aanpassingen 2018
Eind december 2018 vernieuwde het ICMJE opnieuw zijn aanbevelingen. In de geannoteerde pdf (2018) ziet u snel de belangrijkste aanpassingen. Deze betreffen:
– De expliciete regel dat het doelbewust niet vermelden van strijdige belangen opgevat wordt als wetenschappelijk wangedrag.
– De aanmaning dat de tijdschriftredactie zorgvuldiger dient om te gaan met peerreview van manuscripten van personen betrokken bij redactionele beslissingen van het betreffende tijdschrift.
– Relativering belang impactfactor. Het ICMJE wil dat redacties minder focussen op de impactfactor van hun blad en stelt dat ‘de impactfactor breed misbruikt wordt als surrogaatmaat voor de kwaliteit van onderzoek en tijdschrift’. Het ICMJE ziet liever dat men een brede mix van artikel- en tijdschriftmetrics gebruikt.
– Publicatie op pre-printservers: wanneer auteurs hun werk willen publiceren op een pre-printserver, raadt het ICMJE aan servers te gebruiken die duidelijk onderscheid maken tussen manuscripten die wel en niet peerreview ondergingen. Ook moeten auteurs zorgen dat de achtereenvolgende versies herkenbaar opgenomen zijn en ze moeten redacties informeren dat hun werk op zo’n server staat.
– Publicatie bij zaken met direct en groot belang voor de volksgezondheid: auteurs die belangrijke gegevens snel publiek beschikbaar maken, moeten met voorrang kunnen publiceren in tijdschriften.
Aanpassingen 2017
Eind december 2017 verscheen weer een aangepaste versie van de ICMJE-aanbevelingen. In de geannoteerde pdf (2017) zijn alle aanpassingen snel te bekijken.
– Roofbladen. De passage over ‘predatory’ of pseudotijdschriften werd uitgebreid, met de nuttige waarschuwing dat je als auteur pas ná acceptatie te horen krijgt dat je moet betalen voor de publicatie. Verder waarschuwt het ICMJE dat de namen van deze flutbladen vaak erg lijken op die van echte tijdschriften en dat ze vaak claimen lid te zijn van het ICMJE, WAME of COPE (wat ze uiteraard niet zijn). Ook hebben ze geen ‘peer review’. Auteurs moeten hier zelf voor opletten; WAME heeft goede informatie over het herkennen van deze roofzuchtige ‘redacties’.
– Bij de medisch-ethische toetsing komt de verklaring van Helsinki op de eerste plaats te staan, gevolgd door medisch-ethische toetsing door lokale, regionale of landelijke onafhankelijke instellingen, zoals de medisch-ethische commissies. Dit moet duidelijk verantwoord worden in de methodesectie van een artikel.
– Delen van resultaten in trialregistratie is de verantwoording van auteurs, niet van het tijdschrift. Auteurs zijn verantwoordelijk voor het deugdelijk rapporteren van resultaten in trialregistraties, en voor het verklaren van eventuele verschillen tussen de weergave van resultaten in trialregistraties en die in tijdschriftpublicaties.
– Delen van data. Het ICMJE breidt de passage over het delen van data flink uit, met de aanpassingen zoals beschreven in het redactioneel uit juni 2017 (zie de volgende paragraaf). Vanaf juli 2018 geldt voor onderzoeksartikelen een verplichte verklaring over het delen van data. Deze verklaring moet onder meer bevatten: een nauwkeurige beschrijving van hoe en op welke wijze de data gedeeld worden, welke data precies beschikbaar zijn en of er aanvullende gegevens beschikbaar zijn. Auteurs van secundaire data-analyses (bijv. meta-analyses) die gedeelde data gebruiken, moeten goed aangeven waar zij deze vandaan halen en moeten ook duidelijk aangeven waardoor hun bevindingen afwijken van eerdere analyses. Degenen die de data oorspronkelijk genereerden en beschikbaar stelden, dienen daarvoor gepaste credits te krijgen (ere wie ere toekomt) en het ICMJE stelt dat secundaire bewerkingen zo veel mogelijk samen met de primaire auteurs uitgevoerd moeten worden.
Data delen
In juni 2017 publiceerden leden van het ICMJE een redactioneel in o.a. Annals of Internal Medicine met een voorstel voor een geleidelijke uitbreiding van het delen van data voor klinische trials. Per 1 juli 2018 moeten ingediende manuscripten over klinische trials een verklaring over de toegankelijkheid van de data bevatten. Voor klinische trials waarbij patiënten geïncludeerd worden vanaf 1 januari 2019 moeten auteurs bij de trialregistratie een ‘data sharing plan’ indienen.
Aanpassingen 2016
Sinds januari 2016 geeft het ICMJE uitgebreide richtlijnen over het delen van onderzoeksdata (zie hierover het overzichtsartikel in het NTvG). In december 2016 heeft het ICMJE de richtlijnen uitgebreid op het punt van retractaties, correctie en herziening van gegevens in onderzoeksartikelen en correct gebruik van terminologie inzake gender en sekse. Aanpassingen zijn te zien in een geannoteerde pdf-versie van de ICMJE-richtlijnen.
Aanpassingen 2014
In december 2014 verscheen een aangepaste versie van de ICMJE-aanbevelingen. Deze wijzigingen richten zich vooral op de volgende punten:
– Onafhankelijkheid. Auteurs moeten ervoor zorgen dat in overeenkomsten met sponsors (profit en non-profit) de volledige toegang tot de complete data voor auteurs gegarandeerd is. Ook moeten de auteurs de data geheel onafhankelijk kunnen analyseren en interpreteren en het manuscript volkomen onafhankelijk kunnen bewerken en publiceren, waar en wanneer zij zelf verkiezen.
– Ethische toetsing. Bij onderzoek met mensen moeten auteurs aangeven dat de medisch-ethische commissie (MEC) van hun instelling de procedures in het onderzoek heeft beoordeeld en goedgekeurd. Als er geen MEC is, dient het onderzoek te voldoen aan de eisen in de Verklaring van Helsinki. Bij twijfel dient de MEC van de instelling naar specifieke aspecten te kijken. Toestemming van deze commissie ontslaat redacties niet van de plicht om zelf te beoordelen of het onderzoek medisch-ethisch solide is.
– Voorpublicatie. De ICMJE beschouwt publicatie van resultaten in een trialregister niet als ‘ongeoorloofde dubbelpublicatie’ indien het om een kort abstract van de voornaamste resultaten gaat, waarbij de grens van maximaal 500 woorden niet wordt overschreden.
– Discussie. Wetenschappelijke discussies over en kritiek op publicaties moeten door redacties worden aangemoedigd.
– Kosten? Tijdschriftredacties moeten helder zijn over hun inkomsten en moeten duidelijk vermelden of en zo ja, welke vergoedingen zij van auteurs vragen. Auteurs moeten hier kennis van kunnen nemen voor zij aan hun manuscript beginnen of voor zij het insturen.
– Data. Indien de onderzoeksgegevens in een publiekelijk toegankelijke database zijn opgeslagen, dient dit aan het einde van de samenvatting vermeld te worden (met naam van de dataset, nummer en internetadres).
– Methode. De methodesectie dient dermate duidelijk en gedetailleerd te zijn dat deze replicatie van het onderzoek mogelijk maakt. Indien een organisatie betaald of ingeschakeld is om het onderzoek te verrichten (bijvoorbeeld om de data te verzamelen of te analyseren), dient dit in de methodesectie beschreven en verantwoord te worden. Ook dient de toestemming van de MEC genoemd te worden in deze sectie, evenals de andere genoemde medisch-ethische overwegingen.
– Referenties. Redacteuren, referenten of auteurs mogen verwijzingen naar literatuur niet gebruiken om hun eigen belangen te promoten.
– Openheid. Indien er twijfels of zorgen zijn uitgesproken over het onderzoek door het betrokken onderzoeksinstituut of door toezichthouders, dienen de auteurs in hun aanbiedingsbrief aan de redactie laatstgenoemde hierover te informeren. Dit geldt ook indien corrigerende actie is aangeraden.
In de geannoteerde versie van de in december 2014 vernieuwde ICMJE-richtlijnen kunt u alle wijzigingen snel bekijken.
Aanpassingen 2013
In augustus 2013 heeft het ICMJE een nieuwe versie van de ‘uniforme voorschriften’ gepubliceerd. De voorschriften hebben een nieuwe naam gekregen: “ICMJE Recommendations for the Conduct, Reporting, Editing and Publication of Scholarly Work in Medical Journals” (afgekort als “ICMJE Recommendations”). Hiermee wil het ICMJE benadrukken dat het om meer gaat dan alleen regels voor het opstellen en insturen van manuscripten.
Vierde criterium voor auteurschap
De belangrijkste verandering is het toevoegen van een 4de criterium voor auteurschap.
Voor auteurschap gelden nu de volgende 4 eisen:
- een aanzienlijke bijdrage hebben geleverd aan ontwerp of opzet van het werk, of het verkrijgen, analyseren en interpreteren van gegevens voro het werk, EN
- het concept van het artikel hebben bedacht of de wetenschappelijke inhoud ervan kritisch hebben gereviseerd EN
- de uiteindelijke te publiceren versie hebben gelezen en goedgekeurd EN
- verklaren verantwoordelijk te zijn voor alle aspecten van het werk door te verzekeren dat vragen die te maken hebben met de juistheid en de betrouwbaarheid van alle delen van het werk afdoende zijn onderzocht en opgelost.
De vierde toevoeging krijgt als toelichting: “Auteurschap houdt niet alleen in credits voor het werk, maar ook verantwoordelijkheid”. Het vierde criterium moet tegengaan dat auteurs zich aan hun verantwoordelijkheid voor het hele artikel onttrekken (“Dat gedeelte heb ik niet geschreven of dat deel van het onderzoek heb ik niet uitgevoerd, vraag maar iemand anders”). Het ICMJE formuleert treffend:
“Als er vragen rijzen over een aspect van een onderzoek of publicatie, hebben alle auteurs de plicht hiernaar onderzoek te doen en het probleem op te lossen. Door het auteurschap te accepteren, accepteert een auteur dat elk probleem dat te maken heeft met de publicatie, per definitie ook zijn of haar probleem is.”
Dit 4de criterium lijkt ons erg nuttig. Wij adviseren auteurs om vooral de laatste versie van de originele Engelstalige ICMJE-aanbevelingen te raadplegen (vertaalde versies kunnen verouderd zijn).